“Ik wil niemand tot last zijn.”
Dat zei onze goede vriend vorige week tegen mij.
We vroegen of hij mee naar de Pizzahut wilde met ons en zijn auto was in de garage. Hij had geen vervoer en vroeg eerst of we hem wilde oppikken. Om het daarna af te kappen met deze woorden.
“Laat maar. Ik wil niemand tot last zijn.”
Mijn antwoord?
“En jij denkt dat ik iets tegen mijn goesting doe? Hoe lang ken je me al?”
We hebben een omweg gemaakt, zijn onze vriend gaan halen, hebben gezellig gegeten en hem terug thuis afgezet.
Want dat is wat we voor elkaar doen. We maken een omweg en zijn er voor elkaar.
Enkele dagen later stelde mijn schoonmama voor om een mand strijk mee te nemen. Mijn huishoudhulp is ziek, het is superdruk en ik heb enkele minder fitte dagen achter de rug.
Mijn eerste gedachte?
“Laat maar. Ik wil niemand tot last zijn.”
Toen bedacht ik me dit…
Ik doe niks tegen mijn goesting.
Mijn schoonmama ook niet.
Mensen die aanbieden om je te helpen, doen dat niet ‘tegen hun goesting’.
Die doen dat omdat ze dat willen.
Dus ik heb dankbaar ja gezegd en mijn mand strijk meegegeven.